Er is in de dierenwereld nauwelijks een grappiger schouwspel denkbaar dan dat van een groep speelse, jonge rivierotters. Als volleerde bobsleeërs stuiven ze telkens opnieuw het water in; zomers langs een glijbaan van modder op de rivieroever, ’s winters van de met sneeuw bedekte dijkhellingen.
Door hun speelsheid zijn otters bij uitstek geschikt voor een dierentuin. Ze maken opvallende salto’s; houden zwemwedstrijden; tuimelen op alle mogelijke manieren het water in en jongleren daar heel vaak met een stuk steen, dat ze tijdens het zwemmen op het puntje van hun neus in evenwicht houden. Het merkwaardige is, dat ze steeds dezelfde steen gebruiken, die ze na afloop van de ‘voorstelling’ zorgvuldig opbergen in een muurspleet.Zee-otters zijn groter dan rivierotters. Ze gaan zelden aan land, drijven meestal op hun rug in de golven, spelen met schelpen en zeewier en gebruiken hun borst als eettafel. Otters zijn nauw verwant aan wezels, stinkdieren en nertsen. Ze voeden zich met vis en andere kleine dieren, zijn uitstekend aangepast aan het leven in het water en behoren als gevolg daarvan tot de bekwaamste zwemmers en duikers uit de zoogdierenwereld. Ze gebruiken hun zwemvliespoten als roeispanen en kunnen oren en ogen sluiten als ze onder water verdwijnen. Hun dikke vacht beschermt hun lichaam tegen sterke afkoeling.
Bovendien hebben ze een dikke laag vet onder de huid, die al te sterke afkoeling eveneens tegengaat. De otter (waarvan een soort ook in ons land voorkomt, zij het in kleine aantallen) is zo goed thuis in het water, dat de mens lange tijd gedacht heeft met een visachtig wezen te doen te hebben.
In het verleden is de otter veel gejaagd om zijn mooie pels. In de meeste landen is het aantal daardoor zo teruggelopen, dat het dier thans onder bescherming van de wet staat en niet meer gedood mag worden.