De stof, die we linnen noemen, is gemaakt uit vlasvezels. Wie het eerst ontdekt heeft, dat vlasstengels bijzonder sterke vezels bevatten, is onbekend.
De man heeft in elk geval zeer lang geleden geleefd want linnen is al vele duizenden jaren bekend. De Egyptenaren weefden deze stof al eeuwen voordat ze over de bouw van piramides gingen denken.Vlasvezels zijn van nature lichtbruin van kleur. Ze kunnen echter in alle mogelijke tinten worden gekleurd of door middel van bleekstoffen zuiver wit worden gemaakt. Mannen in het oude Rome, die dongen naar een politieke functie, gingen gekleed in witlinnen toga’s. Het Latijnse woord voor wit is ‘candidus’; de witte-togadragers werden daarom ‘candidaten’ genoemd - een woord, dat wij in onze taal hebben overgenomen.
Vlasvezels zijn al eeuwenlang tot linnen garens gesponnen.
De eerste stap in het fabricageproces van linnen is het afsnijden van de vlasstengels en het weken ervan in water of in een of andere chemische stof. Door deze behandeling worden de vezels gescheiden van de rest van de vlasstengel. Het weken van de vlasstengel heet in vaktermen ‘roten’. Na het roten worden de vezels recht en plat gemaakt, waarna ze tot draden worden gesponnen.
Stof, die van linnen draden geweven wordt, kan zowel fijn en licht zijn als zeer grof en zwaar. Er kunnen bijvoorbeeld zeer fijne dameszakdoekjes van geweven worden, maar ook zware, dikke zeilen. Tussen die uitersten liggen linnen stoffen, waarvan o.m. tafellakens, handdoeken, kostuums en gordijnen worden gemaakt.
Linnen is vooral sterk als het nat is. Het fijnste linnen wordt daarom in natte toestand gesponnen en soms wordt linnen zelfs in een vochtige omgeving geweven om te voorkomen dat de draden breken.