Hoewel de leeuw wel eens ‘de koning der dieren’ wordt genoemd, is hij bepaald niet het grootste dier ter wereld en evenmin het sterkste. Zijn ‘titel’ ontleent hij waarschijnlijk aan zijn ‘koninklijke’ blik en aan zijn machtige jachtkreet.
De leeuw behoort tot de familie van de katachtigen, evenals de tijger. In circussen treden leeuwen en tijgers wel eens samen op; in de natuur is een ontmoeting tussen deze twee kattensoorten uitgesloten. Tijgers immers komen uitsluitend voor in Azië, terwijl het woongebied van de leeuw beperkt blijft tot Afrika. Vroeger leefden er ook leeuwen in bepaalde streken van Azië, maar daar is deze diersoort al lang verdwenen. Het is niet moeilijk een mannetjesleeuw van een wijfje te onderscheiden; het mannetje is gemakkelijk te herkennen aan zijn manen.
Leeuwenwijfjes zijn uitstekende moeders; evenals katten zorgen ze opvallend goed voor haar welpen, die al helemaal het leeuwenuiterlijk hebben en zich, behalve door hun grootte, alleen maar van hun ouders onderscheiden door hun gevlekte of gestreepte huid.
Evenals katten zijn leeuwen vleeseters. Hun prooi bestaat voornamelijk uit zebra’s en antilopen; ze jagen ’s nachts in groepen van vier of vijf en liggen vaak in hinderlaag in de buurt van drinkplaatsen. Af en toe valt een leeuw wel eens mensen aan; een leeuw, die eenmaal mensenbloed geproefd heeft, kan in een bepaalde streek zeer gevaarlijk worden. Leeuwen worden ongeveer 20 jaar oud. Ze zijn vrij gemakkelijk in gevangenschap te houden en planten zich daar ook voort. Wilde leeuwen worden tegenwoordig door de wet beschermd; er mag bijna niet meer op gejaagd worden.