Een van de grootste leden van de familie der katachtigen is de tijger, die, wat zijn familieleden betreft, alleen door de leeuw in grootte wordt overtroffen. De tijger is sterker dan de leeuw.
In het wild wordt de tijger aangetroffen in Azië en op de eilanden in de buurt van dat werelddeel. De meeste tijgers leven in de zuidelijke oerwouden van Azië; ze zijn echter ook in het veel noordelijker gelegen Siberië waargenomen. De in het noorden van Azië levende tijgers verschillen heel weinig van hun zuidelijke soortgenoten; ze hebben alleen een iets dichtere vacht en zijn flink wat groter.
Alle tijgers hebben een gestreepte pels, die hen praktisch onzichtbaar maakt als ze verborgen liggen in hoog gras of tussen laag geboomte.
Evenals alle andere katachtigen zijn ook tijgers uitsluitend vleeseters. Hun prooi bestaat voornamelijk uit herten, antilopen en apen doch soms vallen ze ook wel eens mensen aan. Dit laatste gebeurt echter pas als ander voedsel schaars is geworden of als oudere dieren niet meer in staat zijn snelle hoefdieren te overmeesteren.
Buiten hun natuurlijke leefgebied zijn tijgers alleen maar te zien in circussen en dierentuinen. De dieren zijn goed bestand tegen gevangenschap. Ze krijgen in dierentuinen zelfs regelmatig jongen.
Jonge tijgers blijven twee jaar lang bij hun moeder. Maar reeds na de zevende of achtste maand beginnen de welpen al kleine dieren te doden. Tijgerwelpen zijn even speels als jonge katten. Gewoonlijk behoren ze dan ook tot de trekpleisters van een dierentuin.