Pieter Corneliszoon (1581 - 1647) Evenals Vondel en Constantijn Huygens wordt P. C.
Hooft gerekend tot de grote Nederlandse dichters uit de Nederlandse letterkunde van de 17e eeuw. Hooft, die geboren werd in Amsterdam, schreef al op 17-jarige leeftijd een treurspel: ‘Achilles en Polyxena’. In 1598 verliet hij zijn geboorteland voor een driejarige studiereis, die hem naar Parijs, Venetië, Florence, Rome en Napels voerde. Onder invloed van de grote stromingen van Renaissance en Barok maakte hij een diepgaande studie van de Italiaanse letterkunde, die steeds grote betekenis heeft gehad voor zijn werk.In 1601 keerde Hooft terug in Amsterdam. In de daarop volgende jaren schreef hij, behalve veel gedichten (waaronder vooral zijn beroemde sonnetten) ook twee nieuwe spelen; het treurspel ‘Theseus en Ariadne’ en de elegante, luchtige pastorale ‘Granida’. Andere bekende werken uit die tijd zijn ‘Geeraerd van Velsen’, ‘Baeto’ en het deels in Amsterdamse volkstaal geschreven blijspel ‘Warenar”. Tussen 1606 en 1609 studeerde Hooft rechten en geschiedenis aan de Leidse Universiteit. Onmiddellijk na het einde van die studie werd hij benoemd tot drost van Muiden, baljuw van Gooiland en hoofdofficier van Weesp; een drieledige functie, die hem een uitstekend inkomen verzekerde. Hooft ging wonen op het Muiderslot, dat hij opnieuw liet inrichten en wraar hij veel gasten ontving.
Deze vriendenkring is later bekend geworden als de ‘Muiderkring’. Van die Muiderkring maakten o.a. Vondel, Barlaeus, Constantijn Huygens, Vossius, Roemer Visscher en zijn dochters Anna en Maria Tesselschade deel uit; de bijeenkomsten hebben op het werk van de verschillende leden grote invloed uitgeoefend.
In 1618 ging Hooft zich bijzonder wijden aan de studie van de geschiedenis. Zijn werk op dit gebied munt uit door prachtig taalgebruik; de voornaamste geschiedkundige werken van de drost waren de ‘Nederlandsche Historiën’ (verdeeld in 27 ‘boeken’) en de biografie ‘Henrick de Groote’. Hooft, die in 1647 overleed, ligt begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.