De fundering van veel wolkenkrabbers, grote bruggen en dijken zitten zó diep in de bodem, dat ze op stevige grond of op rotssteen rusten. Veel tunnels worden onder de grond gebouwd; heel vaak lopen ze onder kanalen, rivieren of zeearmen door.
Een van de grote problemen, zowel bij het bouwen van tunnels als bij het leggen vandiepe funderingen, is: hoe het water uit de buurt te houden. Want zelfs in droge grond krijgt men last van grondwater als men maar diep genoeg graaft.
Heel vaak wordt dat waterprobleem opgelost door het gebruik van zg. caissons. De tekening hiernaast laat zien hoe zo’n caisson gebruikt wordt bij het bouwen van een tunnel; samengeperste lucht zorgt ervoor, dat het water niet naar binnen kan dringen. Het caisson zelf is een grote buis van staal of beton. Aanvankelijk staat die buis op de grond of op de bodem van een rivier. Enkele meters boven de bodem bevindt zich in de caisson een luchtdicht plafond, dat ‘dek’ genoemd wordt. Onder dat plafond wordt lucht geperst - en op die manier ontstaat er onder dat plafond een droge ruimte, waarin gewerkt kan worden. Om het caisson dieper te laten zakken graven arbeiders de bodem uit.
Zodra iemand in het caisson afdaalt en een luik in het dek opent zou de samengeperste lucht natuurlijk onmiddellijk ontsnappen. Om dat te voorkomen is het caisson voorzien van een luchtsluis: een kleine kamer met twee deuren, waarvan er altijd één gesloten moet zijn. Die luchtsluis dient ook nog een ander doel. De lucht in het caisson is namelijk zó samengeperst, dat het voor een arbeider bijzonder gevaarlijk zou zijn om uit deze samengeperste lucht onmiddellijk in de normale buitenlucht te stappen. Als iemand het caisson verlaten wil, blijft hij daarom in de luchtsluis tot de luchtdruk in de sluis door middel van pompen gelijk gemaakt is aan de druk van de buitenlucht. En omgekeerd: wie wil afdalen, blijft in de luchtsluis tot de luchtdruk in het kleine kamertje gelijk is aan de luchtdruk beneden.
Als, zoals op de tekening, een caisson gebruikt wordt voor het aanleggen van een tunnel, wordt vanuit het caisson een buisvormig ‘schild’ naar voren geschoven; steeds verder, tot tenslotte de tunnel gereed is. Indien een caisson daarentegen wordt gebruikt voor het aanleggen van een fundering, wordt hij later vaak volgestort met beton, zodat het een deel van die fundering wordt.
Het werken in een caisson is niet gemakkelijk, juist omdat men er werken moet onder de druk van samengeperste lucht. Alleen sterke mannen kunnen er tegen - en dan kan vaak nóg niet voorkomen worden, dat er af en toe ongelukken gebeuren. Het is bijvoorbeeld eens voorgekomen, dat de samengeperste lucht in één keer uit de werkruimte ontsnapte en dat een van de arbeiders dwars door een rivier heen de lucht werd ingeblazen.