Van de duizenden diersoorten op aarde hebben alleen de vissen, de amfibieën, de reptielen, de vogels en de zoogdieren een beenderskelet: een geraamte, dat opgebouwd is uit botten. Insekten, week- en schaaldieren, wormen, kreeften, enz. moeten zonder botten door het leven.
Evenals alle andere levende weefsels is ook het bot opgebouwd uit cellen. Doordat deze cellen zich voortdurend vermenigvuldigen, is een skelet in staat te groeien en zich geleidelijk aan te vernieuwen.
Bepaalde soorten ‘bot’ verdienen die naam eigenlijk niet, omdat ze anders van structuur zijn en geen deel uitmaken van het skelet. Dat is bijvoorbeeld het geval met het ‘sepia’: de harde, witte stukken ‘been’, die we ’s zomers wel eens op het strand vinden en die vaak in kanariekooien gehangen worden. Dit is geen ‘bot’, hoewel het wel eens zo genoemd wordt. Het zijn de inwendige schelpen van bepaalde inktvissoorten.