Wie een tuin heeft of vaak de natuur intrekt, zal wel eens opgemerkt hebben, dat de stengels van planten soms bedekt zijn met een dichte massa kleine insekten. Deze insekten zijn de zg. bladluizen: trage, grauw groene diertjes, die in leven blijven door sap uit de plantenstengel te zuigen.
Bladluizen planten zich zeer snel voort. Een jonge bladluis is in ongeveer tien dagen volwassen en begint dan op haar beurt jongen te krijgen. Het gevolg is, dat veel bladluizen in de loop van één zomer hun verre achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen ontmoeten. Als de bladluis geen natuurlijke vijanden zou bezitten (andere insekten; vogels) en door de mens niet fel bestreden zou worden met insekten dodende middelen, zouden deze onaanzienlijke diertjes in korte tijd de gehele plantenwereld uitroeien. Bepaalde bladluizensoorten worden ook wel eens ‘de koeien van de mier’ genoemd. Dat komt, omdat ze een honingzoete vloeistof afscheiden, waarop mieren dol zijn.
Die bladluizen worden in de letterlijke zin van het woord ‘gemolken’: ze scheiden de zoete vloeistof pas af als ze door de voelsprieten van een mier bestreken worden. Er zijn zelfs mierensoorten, die hun bladluizenkudden in de winter ‘op stal’ zetten in de mierenhoop en ze in het begin van de lente weer naar buiten brengen om te ‘grazen’.