(Snits). Ned. gemeente in de prov.
Friesland. Oorspronkelijk een terpdorp aan de Middelzee; ontwikkelde zich na de indijking hiervan door haar gunstige ligging aan goede vaarwegen tot een belangrijk handels- en marktcentrum. Werd de voornaamste plaats van Westergo: kreeg 1456 stadsrechten. Tijdens de oorlog van Karel van Gelre om Friesland was het 1514-24 het hoofdkwartier van de Geldersen. Een van de elf steden, die in de Staten van Friesland vertegenwoordigd waren. Bij Sneek stond 1406 08—1580 het Augustijner Regulierenklooster Thabor. bekend door zijn geschiedschrijvers Petrus en Worperus van Thabor.Litt. E.Napjus. Sneek. Hist. chronijk (1772; herdr. 1969); A.S.Miedema. Sneek en het Sneeker stadsrecht (1895); H.Halbertsma en W.H.Keikes, Sneek. Drie kronen met ere 1456-1956 (1956); R.Steensma, Het klooster Thabor bij Sneek en zijn nagelaten geschriften (1970); Il.Beem.
De Joodse Gemeente te Sneek (1973); F.J.Japenga. Sneek in de achttiende eeuw (1977).