Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Eigenerfde

betekenis & definitie

vroeger een landbouwer met eigen erf of boerderij, vooral in het noorden van Nederland. Had de boerderij van de eigenerfde de ter plaatse normale grootte. werd zij derhalve als een vol boerenbedrijf beschouwd. dan was de eigenaar ervan gerechtigd deel te nemen aan rechtspraak, wetgeving en bestuur, zowel in de buurschap waar zijn boerderij gelegen was. als in de hogere rechtskringen. de eigenerfden maakten deel uit van de Friese, Groningse en Drentse Landdag, ieder voor zich zonder vertegenwoordiging.

Tijdens de Republiek zonden zij in Friesland één volmacht uit elke grietenij. in Drenthe één volmacht uit elk der kerspelen: in de Groninger Ommelanden bleven zij jure suo opkomen. I.ITT. A.F.W.Lunsingh Meyer. De rechtspositie van de eigenerfde in Drenthe (1934); B.H.Slicher van Bath. Mensch en land in de middeleeuwen (1944, 2e dr. 1972); J.P. de Monté ver Loren en J.E.Spruit. Hoofdl. uil de ontw. der rechterl. org. in de Noordel. Nederl. tot de Bataafse omwenteling (5e dr. 1972).

< >