Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Coevorden

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Drenthe.

Misschien reeds tijdens de Romeinen een sterkte (Villa Cruptoricis?) aan een van de toegangswegen tot Drenthe. Sinds 1000 leengoed van de bisschoppen van Utrecht. Sedert bisschop Hartbert (1139—50) een van zijn broers het kasteel van Coevorden in erfleen gaf. stond dit onder een Utrechtse burggraaf of kastelein. In de 12e eeuw was Coevorden een bloeiende plaats. De burggraaf hief tol van het doorgaande verkeer naar Groningen, wat tot geschillen o.a. met de vorsten van Bentheim aanleiding gaf. Tijdens de 13e eeuw waren de burggraven vrijwel onafhankelijk, maar in 1402 moesten zij de macht van de Utrechtse bisschop opnieuw erkennen.

Op 31.12.1407 ontving Coevorden stadsrechten. In 1522 werd Coevorden door Karel van Gelre veroverd. Volgens het Verdrag van → Gorkum (1528) kwam Coevorden 1536 aan Karel v. In de Tachtigjarige Oorlog oorspronkelijk Spaans, daarna Staats, viel Coevorden door het ‘verraad van Rennenberg* (1580) weer in Spaanse handen, maar werd 1592 definitief door Maurits veroverd. Willem Lodewijk verbeterde de vestingwerken, die later door Menno van Coehoorn werden voltooid. In de Franse tijd bleef Coevorden tot de Eerste Vrede van Parijs (1814) in Franse handen. In 1870 ontmanteld.Litt.: J.Picardt, Chronyken der Stadt en Heerlichheyd Covorden (1660); A.Veenhoven, Historie van Coevorden (1969).