Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Baanderheer

betekenis & definitie

(bannerheer, signifer, in Vlaanderen en Brabant ook baanrots). in de Middeleeuwen de titel van de persoon die de banier droeg; ridder, die het recht had een zeker aantal manschappen onder eigen banier ten strijde te voeren. In Gelre waren baanderheren die van Batenburg.

Buren, Kuilenburg en van de Lek; in het graafschap Zutphen waren het die van Bahr. Berg, Bronkhorsl en Wisch. die een afzonderlijk (derde) lid van de Staten van Gelderland vormden. Onder Karel V en Filips II daalde hun macht en de vier, die er toen nog over waren. nl. die van het graafschap Zutphen. werden behalve in rang, aan gewone edelen gelijk. Daar zij tijdens de Ned. opstand de Spaanse zijde hielden, besloot de Landdag 23.2.1595 hen niet toe te laten, waardoor hun afzonderlijke vertegenwoordiging in de Staten verviel. → Bronkhorst.LITT.: W.J.d'Ablaing van Giessenburg, Bannerheeren en ridderschap van Zutphen I. Geschiedkundig gedeelte (1877).