Ned. politicus, *23.7.1861 Rotterdam, ✝ 28.2.1935 ’s-Gravenhage. Ging 1881 als officier naar Ned.
Oost-indië; keerde 1901 in Nederland terug: werd antirevolutionair Tweede-Kamerlid; 1902-05 minister van Koloniën, in welke functie hij de → ethische politiek bevorderde en 1903 de Decentralisatiewet tot stand bracht; 1905—08 gouverneur van Suriname; 1908—09 minister van Koloniën; 1909-16 gouverneur-generaal van Ned.-Indië, waar de eerste moeilijkheden met het opkomende nationalisme ontstonden (→ Boedi Octomo, → Sarckat Islam). Voerde een welwillende politiek ten aanzien van de nationalistische bewegingen. Teruggekeerd in Nederland. 1918-19 minister van Koloniën, 1920—24 lid van de Eerste Kamer. 1923 minister van Staat; 1924 lid van de Raad van State.Litt. B.J.Brouwer, De houding van Idenburg en Colijn tegenover de Indonesische beweging (1958); D.M.G.Koch, Batig slot (1960).