Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Wenceslas

betekenis & definitie

lat. Wenceslaus, dnitsch Wentzel (Wenzel), naam van verscheidene Buhremsche vorsten, nl.:

I, de heilige, geb. 907, stond van 920 tot 925 onder voogdij zijner moeder Drahumire, die de Christenen wreed vervolgde, herstelde het Christendom in Uohemen, zoodra hij den troon had beklommen (925), en werd omstr. tien jaren later verraderlijk vermoord door zijn broeder Boleslas.

Kerkelijke gedenkdag 28 Sept.

II, had 18 jaren in ballingschap doorgebracht, eer hij 1191 den troon beklom, werd 3 maanden later verdreven door Rrzemislas, en viel in handen van den markgraaf der Lausitz, die hem gevangen zette; hij stierl in den kerker 1194.

Hertog W. III (als koninq W. I), zoon Van Przemislas Ottocar I, geb. 1205, medebestuurder van Bohemen 1226, regeerde alleen sedert 1230, en stierf 1253. Zijne oorlogen tegen Oostenrijk, de inval (1241) der Mongolen in Moravië, zijn strijd tegen de Hohenstaufen toen Willem III van Holland (1247) tot roomsch keizer verkoren was, zijn dempen van den gewapenden opstand zijns zoons (Ottocar II), zijn de voornaamste punten uil zijne regeering.

Koning W. II, geb. 1270, kwam 1283 op den troon (5 jaren ia den dood van zijn vader Ottocar II) onder regentschap van zijnen neef, den markgraaf van Brandenburg. In 1300 werd hij ook tot koning van Polen gekozen, door de tegenpartij van Wladislas IV. En eene hongaarsche partij bood hem in 1301 de kroon van Hongarije aan, die hij intusschen afstond aan zijnen zoon Wenceslas III. Hij stierf 1305.

Koning W. III, zoon van den vorige, werd reeds op zijn 12e jaar tot koning van Hongarije verkoren (1301), had als zoodanig tot 1303 te strijden tegen Karel Robert, stond 1305 zijne rechten op Hongarije af aan Otto IV van Beieren, en beklom den troon van Bohemen, wilde zich ook gewapenderhand als koning van Polen doen gelden, doch werd 1306 te Olmutz vermoord.

Koning W. IV, keizer van Duitschland, ondste zoon van keizer Karel IV, geb. 1359, kwam bij zijns vaders dood (1378) in 't bezit van de keizerskroon zoowel als van de erfelijke kroon van Hongarije, maakte zich door zijn liederlijk levensgedrag en door zijne wreedheden algemeen veracht en gehaat (vooral toen hij Joh. Nepomuk schandelijk had laten ter dood brengen); gedurige opstanden waren daarvan het gevolg, en tweemaal werd hij zelfs gevangen genomen. In 1400 werd hij door vier keurvorsten van den keizerlijken troon vervallen verklaard, hetgeen in 1403 door den paus werd bekrachtigd. Vandaar zijn haat tegen de roomsch-kath. geestelijkheid, en zijn begunstigen van de Hussieten. In 1410 deed hij van zijne rechten op den keizerstroon afstand aan zijn broeder Sigismond.doch bleef koning van Hongarije, echter ’t regeeren overlatende aan de Stenden. Hij stierf 1419.

< >