Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Tempelridders

betekenis & definitie

of Tempelheeren, ook Tempeliers genaamd (lat. Templarii), de leden van eene geestelijke ridderorde, tijdens de kruistochten in 1118 gesticht door Hugo van Payens, Godfried van St.-Omer en zeven andere fransche ridders, met het doel om de naar Jeruzalem ter bedevaart gaande pelgrims te beschermen.

Koning Boudewijn II van Jeruzalem ruimde hun een gedeelte van zijn paleis in, hetwelk de Tempel heette. Paus Ilonorius II bevestigde de Orde in 1127 op het concilie van Troyes, en gaf haar de eerste ordesregelen, daarbij haren werkkring uitbreidende tot levenslangen strijd legen de Ongeloovigen ter bewaring van het Heilige Graf. Door schenkingen van geloovigen en door buit, dien de T. op de ongeloovigen behaalden, werd de Orde reeds spoedig rijk en (met rijkdom gaal dat gemeenlijk samen) machtig. Na den ondergang van het koninkrijk Jeruzalem (1187) ging de grootmeester (1291) eerst naar Sidon en Tortosa, vervolgens naar Cyprus; de ridders verspreidden zich over geheel Europa, en gingen gestadig voort aan hunne macht, hun rijkdom en hunnen roep van dapperheid uitbreiding te geven. Omstreeks de helft der 13e eeuw bezaten zij negen duizend huizen of kommanderijën met groote grondbezittingen en inkomsten ; daar de Orde over eene menigte landen verspreid was, waren hunne bezittingen ingedeeld in provinciën, die wederom ingedeeld waren in grootpriorijën, priorijën en kommanderijën. Bij zooveel rijkdom was het geen wonder, dat de aanvankelijk strenge tucht der Orde allengs was verslapt (vandaar o. a. nog de volks-uitdrukking «zuipen als een Tempelier"); die verslapping in tucht werd dan ook het voorwendsel,waarvan de benijders der Orde zich bedienden om baar ten val te brengen, waarop te meer de toeleg gemunt werd, daar men zich zoodoende zou kunnen verrijken met de groote bezittingen der T. Vooral de hebzuchtige Filips IV van Frankrijk zag met gretige oogen daarnaar uit; en wel wetende, dat paus Clemens V geen anderen wil zou durven hebben dan den zijne, liet hij eerst door dien paus den grootmeester naar Frankrijk lokken (zie MOLAÏ), begon toen onder allerlei voorwendsels de bezittingen der Orde in te trekken, en stelde inquisiteurs of ketterrechters aan, die met de kwansuis gereebtelijke vervolging der T. belast werden; terwijl bij het concilie van Vienne (1312) in geheim consistorie tot de opheffing van de Orde werd besloten, welk besluit door den paus werd uitgevaardigd. Nu begon in geheel Europa 't vervolgen van de T., ofschoon nergens zoo gruwelijk als in Frankrijk, waar ze hunne rijkste bezittingen hadden; daar werden er velen door beulshanden ter dood gebracht, en eindelijk zelfs de grootmeester Molay 19 Maart 1314 krachtens het tegen hem gevelde hemeltergende vonnis levend verbrand. Wat men ook bewere van de misdrijven der T., hunne allergrootste misdaad was dat ze rijk waren.

< >