naam van drie frankische koningen, nl.:
I. stichter van de fränkische monarchie, geb. 465, volgde 481 zijn vader Chilperik I op. Het koningrijk, dat bij als erfdeel ontving, was ingesloten aan de oost- en noordzijde door de zee en de Schelde, aan de westzijde door de bisdommen Thérouane en Boulogne, aan de zuidzijde door het bisdom Kamerijk. Maar het duurde niet lang of hij breidde zijn grondgebied verder uit. Eerst overwon hij Syagrius, die namens de Romeinen bewind voerde over het bisdom Soissons (486), en toen hij zich van dit bisdom meester had gemaakt koos hij Soissons tot zijne hoofdstad. Eenige jaren later (493) bemagtigde hij ook Parijs, en nu werd dit zijne residentie. In 496 keerde C. zijne wapenen tegen de Alemannen, en versloeg hen bij Tolbiac; na deze overwinning omhelsde hij het Christendom, op aandrang van zijne vrouw Clotilde, en werd te Reims gedoopt en gezalfd door den heiligen Remy. In 497 overweldigde hij Armorica, en versloeg in 500 den burgundischen koning Gondebald., In 507 won hij den slag bij Vouillé tegen Alarik, den koning der Visigotben, dien hij met eigen hand van het leven beroofde, waardoor hij meester werd van Aquitanië. Toen, ten toppunt van magt, ontving C. de waardigheid van' consul, die hem verleend werd door keizer Anastasius'. Maar hij bezoedelde den laatsten tijd van zijne reg.ering door een aantel moorden : verscheidene aanvoerd.ers, die hem wantrouwen inboezemden, deed hij uit de n weg ruimen; koning Cloderik van Keulen, koning Ragnacaris van Kamerijk en meer anderen deed hij ombrengen. Hij stierf 511, zijn rijk nalatende aan zijne vier zonen Thierri (Diderik), Clodomir, Childebert en Clotarius.
II, tweede zoon van Dagobert, volgde dezen op in het bewind over Neustrië en Burgundië (638) ; hij stond gedurende zijne gansche regering onder de voogdij van zijne moeder Nantilde, en van de majordomussen Ega en Erchinoald ; C. II stierf in 656, pas 22 of 23 jaren oud.
III, koning van Frankrijk, zoon van Diderik III, was 9 jaren oud toen hij zijnen vader opvolgde, en regeerde vier jaren onder het regentschap van den majordomus Pepijn den Dikke.
