Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Hispania

betekenis & definitie

landstreek in het onde Europa, tegenw. Spanje en Portugal, werd ten N. begrensd door de Pyreneén, aan al de overige zijden door den Oceaan en de Middellandsche Zee; besproeid werd H. door zes groote rivieren, waarvan de namen genoemd worden in dit vers:

Sunt Minius, Durius, Tagus, Anas, Bælis, Iberus.

De Romeinen deelden H. aanvankelijk onbestemd in twee groote landstreken, nl. aan deze zijde van den Ebro en aan gene zijde dier rivier (H. citerior en H. ulterior), vervolgens in drie (Tarraconensis, Lusitanië, Beetica), daarna in vijf (Tarraconensis, Galicie, Carthaginensis, Lusitanie, Bsetica). Als diocese van de prefectuur der Gallien, was H. ingedeeld in zeven provinciën (de vijf daareven genoemde, de prov. der Balearische eilanden, en Mauntania Tingitana). Onder de Gothen behield men de indeeling in vijf provinciën, doch men noemde die naar hare hoofdplaatsen: Tarraco, Braccara-Augusta,Carthago Nova, Emerita, Hispalis.

De voornaamste volkeren van H. waren:

1°. (tusschen de Pyreneen en den Ebro) de llergeten, Laletanen, Ceretanen, Vasconen;
2°. (tusschen den Ebro en den Guadalquivir) de Ilercaonen op de beide oevers van den Ebro, de Edetanen, Lobetanen, Contestanen;
3°. (in het noordwesten) de Asturen, Cantabren, Artabren, Callaieken;
4°. (in het stroomgebied van Duero en Taag) de Vacceèn, Carpetanen, Vettonen, Lusitanen;
5°. (van den Taag tot den Guadalquivir) de Oretanen, Celtiberen, Celtieken, Cunieken;
6°. (in Baetica) de Turdulen, Turdetanen, Bastitanen, Bastuleu.

Sedert de hoogste oudheid was H. bewoond door volkeren van den iberischen stam, waaronder men onderscheidt de Cyneten of Cynesiers op de zuidoostkust, de Tartessiers bij de Zuilen van Hercules, en de Sicanen of Siculen bij de Pyreneën. Op een niet bekend tijdstip, maar omstreeks denzelfden tijd van den cymrischen inval in Gallië, kwam eene groote menigte Cellen de Pyreneën over, en vermengde zich met de Iberen oflberiérs van Noord-Hispania: zoo ontstond hel gemengde ras der Celtiberen (Celtiberiers). Reeds vroegtijdig werden de oostkusten van H. overdekt met volkplantingen der Phoceers, Rhodièrs, Massalioten, Zacynthiers en Pheniciers. De rijke goudmijnen, die destijds in H. gevonden werden, trokken vervolgens de opmerkzaamheid der Carthagers, die zich vóór 266 v. Chr. meester maakten van het kustland van Baetica, en die van 236 tot 219 v. Chr., onder Hamilcar, Hasdrubal en Hannibal hunne veroveringen voortzetteden diep landwaarts in. Van 216 tot 206 v. Chr. werden de Carthagers verdreven door de Romeinen, die zoodoende hun gezag in H. vestigden; een tweede oorlog van 197 tot 178 v. Chr. onderwierp aan Rome het oostelijk gedeelte van H. lusschen den Ebro en de Pyreneen, bewoond door de Carpetanen, Celtiberen, Turdetanen en Vacceën; in eene derde reeks van oorlogen, genaamd oorlogen van Viriathus (153—139) en van Numantia (143—133 v. Chr.), onderwierp Rome de Lusitanen, Callaieken, Arvaken, en bevestigde zijn gezag over de Vacceën en Celtiberen. Door Metellus Balearicus werden de Balearische eilanden ontvolkt 123 v. Chr.; eindelijk bracht Augustus de Asturen en de Cantabren tot onderwerping (25—20 v. Chr.). Middelerwijl (85—71 v. Chr.) had H. tot wijkplaats gediend voor Sertorius, den partijganger van Marius, die door Sylla vogelvrij verklaard was na den dood van zijnen tegenstander; van 49 tot 45 had H. voor de partij van Pompejus gestreden tegen Cesar, die deze partij eerst bij den slag van Mnnda vernietigde. Onder hel keizerrijk stond H. op een hoogen trap van bloei, en het schonk aan Rome verscheidene beroemde schrijvers (Se.neca, Lucanus, Martialis),en zelfs een keizer (Trajanus). In 408 kwamen de Sueven, de Alanen en de Vandelen zich in H. nederzetten, en in 411 de Westgothen, welke laatste reeds spoedig meester werden van geheel het schiereiland. Zie wijders SPANJE.