Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Philippus (Macedonië)

betekenis & definitie

naam van vijf koningen van Macedonië, nl.:

I, 609—576 v. Chr.

II, de vermaardste van allen, derde zoon van AmyntasIV, geb. 383 v. Chr., werd als gijzelaar naar Thebe gezonden door Pelopidas, die naar Macedonië was geroepen om een einde te maken aan de onlusten, waardoor dat land beroerd werd. Hij hield zijn verblijf ten huize van Epaminondas, die hem tevens les gaf. Bij den dood van zijnen broeder Perdiccas (360) ontsnapte P. uit Thebe, maakte zich meester van het bewind als voogd van zijnen neef (welken titel hij spoedig verwisselde tegen dien van koning), en bracht een leger op de been, dat zijne grootste kracht ontleende aan verbeteringen, door P. aangehracht in den phalaux. De rust binnenslands herstelde P., doordien hij zijne mededingers Argeüsen Pausanias versloeg; de gerustheid tegenover het buitenland deed hij wederkeeren, door te onderhandelen met Athene; hij vergrootte zijn rijk door de bemachtiging van Amphipolis, Pydna, Melhone, en door belangrijke veroveringen in Illyrië, Peonië en Thracië. Daarna sloeg hij de oogcu op Griekenland, en richtte zijne sluwe en trouwelooze staatkunde voornamelijk tegen Athene, waar hij een duchtigen tegenstander vond in den redenaar Demosthenes. Partij trekkende van de onlusten, die veroorzaakt werden door den Heiligen Oorlog, maakte hij zich meester van Methone (waar hij een oog verloor), van Imbros en van Lemnos, liet zich uitroepen als protector der Thessaliêrs, en trachtte (doch tevergeefs) de Tliermopylen te overschrijden. Hij beschermde vervolgens Megalopolis tegen Sparta, ondernam eenea aanslag op Eubea, die echter verijdeld werd door het talent van Phocion,bemachtigdeOlynthus (348), beëindigde den Heiligen Oorlog (546), en deed zich erkennen ais lid van den Amphictyonischen Raad; daarna keerde hij zijne wapenen opnieuw tegen Epirus en Thracie, zich gereed makende om geheel Griekenland onder zijne heerschappij te brengen. Demosthenes doorzag zijne oogmerken, en deed den oorlog opnieuw ontbranden: aanvankelijk ondervond P. eenige tegenheden, en werd door Phocion genoodzaakt het beleg van Byzantium op te breken; doch in Griekenland dóórgedrongen zijnde, onder voorwendsel eenen nieuwen heiligen oorlog te willen onderdrukken (338), bevocht P. in datzelfde jaar op de Atheners en Thebanen de vermaarde overwinning bij Cheronea. Hij maakte geen misbruik van zijne overmacht op zijne zwakke vijanden, en keerde naar Macedonië terug, om zich toe te rusten tot eenen grooten veldtocht tegen de Perzen; doch eer dat plan lot uitvoering kwam, werd P. vermoord (336 v. Chr.) door Pausanias, een macedonisch edelman, die zich wegens persoonlijke verongelijking aldus wraak verschafte. De regeering van P. had 24 jaren geduurd; hij werd opgevolgd door zijnen zoon Alexander den Groote. Even sluw als onverschrokken, was P. ontegenzeggelijk de geslepenste staatsman van zijne eeuw. Aangaande het verlies van zijn rechteroog, zie ASTER.

III, bijgenaamd Arrhideüs, natuurlijke zoon van Phi lippus en broeder van Alexander den Groote, leed aan eene soort van onnoozelheid of wezenloosheid, naar men wil het gevolg van vergif, hem toegediend door koningin Olympias, die zoodoende had willen zorgen, dat P. niet tot troonopvolger wierd gekozen ten nadeele van Alexander. Desniettemin werd P. bij Alexander's dood tot koning verheven, gezamenlijk met eenen zoon van den grooten veroveraar (323 v. Chr.); doch P. bezat slechts eene schaduw van gezag: al de macht was in handen van Perdiccas. Zeven jaren later (317 v. Chr.) werd P. ter dood gebracht door Olympias.

IV, zoon van Cassander, werd 298 v. Chr. koning.

V (of III, indien men de twee vorigen niet medetelt), zoon van Demetrius, was 16 jaren oud, toen hij 221 v. Chr. zijnen oom Antigonus Doson opvolgde. Hij wikkelde zich bijna dadelijk in den oorlog dèr Twee Bonden, koos de partij der Acheërs, behaalde op de Etoliërs groote voordeelen, deed 217 den vrede sluiten, en trok partij van zijne macht, om bijna geheel Griekenland te onderwerpen. Aralus, die voogd over P. geweest was, wilde den invloed, dien hij op hem dacht te hebben, aanwenden in het belang zijner landgenooten; doch P. luisterde niet naar hem, en liet hem ombrengen door middel van vergif (213). Hij had zich reeds onvoorzichtiglijk de vijandschap van Rome op den hals gehaaid, door een tractaat te sluiten met Hannibal, hetgeen Aratus hem ten sterkste afgeraden had. De vloot van P. werd vernield 214 v. Chr.; hij ondervond sedert niets dan tegenheden, en de vrede werd gesloten 205. Die vrede werd verbroken in 200 v.Chr., toen P. van den rom. senaat het bevel ontving, zijne vijandelijkheden tegen Athene, Rhodus en Pergamum (Rome’s bondgenooten) te staken. Hij werd door Fiamininusverslagen bijCynoscephaiae (197 v.Chr.) en genoodzaakt tot een vernederend verdrag, waarbij hij afstand deed van al zijne aanspraken op Griekenland. Van dat tijdslip af, beducht voor Rome’s macht, wees hij al de aanzoeken van de hand, die Hannibal en Syriè’s koning Anüochus bij hem deden, om hem tot eene hervatting van den oorlog te bewegen, en hij toonde zich de gedweeheid zelve voor de kleinste wenken van den rom. senaat, dien hij overigens verfoeide met hart en ziel. Ten laatste echter werd hem de druk, dien Rome op hem uitoefende, zoo ondragelijk, dat hij tot eenen nieuwen worstelstrijd meende over te gaan, die echter verhinderd werd door zijnen dood (178 v. Chr.). Op valsche aantijgingen had hij zijnen zoon Demetrius ter dood laten brengen; hij werd opgevolgd door zijnen natuurlijken zoon Perseus.

< >