de grootste veldheer en staatsman der Thebanen, geb. orostr. 411 v. Chr., was een zoon van Polymnis, en legde zich aanvankelijk toe op de studie der letterkunde en wijsbegeerte.
Na vriendschap te hebben aangeknoopt met Pelopidas, was hij dezen behulpzaam om de Spartanen uit Thebe te verdrijven, die zich door middel van verraad meester gemaakt hadden van de stad. In den oorlog, die daarop tusschen zijn vaderland en Sparta uitbrak, werd E. tot opperbevelhebber gekozen, en bevocht, gezamenlijk met zijnen vriend Pelopidas, de schitterende overwinning bij Leuctra (371 v. Chr.) op eene vijandelijke legermacht, ruim dubbel zoo talrijk als de armee, die onder zijne bevelen stond, en in welken veldslag Cleombrotus, de koning der Spartanen, sneuvelde. Viermaal deed hij eenen inval in Laconië, beurde Messene op, en stichtte Megalopolis in Arcadiè, zoodoende een struikelblok opwerpende voor de eerzucht van Sparta: in weerwil van zooveel uitstekende diensten, aan zijn vaderland bewezen, scheelde het niet veel of hij zag zich ter dood veroordeeld, omdat hij het opperbevelhebberschap vier maanden langer was blijven bekleeden dan den tijd, waarvoor het hem was opgedragen. Eenigen tijd daarna werd hij echter weder aan het hoofd der thebaansche legermacht geplaatst, behaalde verscheidene voordeelen in Thessalië op Alexander van Pheres, beoorloogde op nieuw de Spartanen, en behaalde op hen de schitterende overwinning bij Mantinea (363 v. Chr.). In dien slag werd hij door eene vijandelijke werpspies doodelijk gekwetst op het oogenblik, waarop de vijand op de vlucht werd geslagen ; hij rukte het noodlottige ijzer uit de wond, en gaf den geest met de woorden: »Ik heb genoeg geleefd; want ik sterf zonder overwonnen te zijn!” E. is een toonbeeld van alle deugden, die een groot man vormen: hij blonk evenzeer uit door matigheid en onbaatzuchtigheid als door veldheerstalent en heldenmoed.