(Juan de), spaansch prelaat,geb. 1600 in het koninkrijk Aragoniê, gest. 1659, werd eerst bisschop van Angelopolis in Amerika, vervolgens van Osma. In zjjn eerste bisdom deed hij al het mogelijke, om hel lot der arme Indianen te verzachten, hetgeen hem in hoogloopende geschillen bracht met de Jezuïeten, zoodat hij genoodzaakt werd naar Spanje terug te keeren.
Men heeft van hem (in ‘t Spaansch) eene -Geschiedenis van hel beleg van Fuenterabia in 1628" (Madrid 1629) en eene -Geschiedenis der verovering van China door de Tartaren”, van welk werk eene fransche vertaling in 't licht kwam te Parijs (1678).(don José de), hertog van Saragossa, geb. 1780, uit adellijke aragoneesche ouders, deed zich sedert 1808 als heftig tegenstander van Napoleon kennen, nadat hij (zoodra hij zag dat Ferdinand VII niets anders was dan een gevangen man) middel had weten te vinden om uit Frankrijk te ontsnappen. Hij bracht Aragoniê in opstand, werd door het volk uitgeroepen alsgouverneur van Saragossa, en bracht die stad (in zijne pogingen bijgestaan door zijnen broeder Francisco) in eenen duchtigen staat van tegenweer: na een beleg van 6) dagen, dwong hij de Franschen het beleg op te breken (14 Aug. 1808); doch het duurde niet lang of de Franschen keerden terug, en ditmaal had Saragossa een beleg te doorstaan, nog moorddadiger dan het eerste: ditmaal werd iedere straat, ieder huis het tooneel van eene weergaloos dappere verdediging. Toen alle middelen van verdediging uitgeput waren, en de belegerden vreeselijk geteisterd werden door epidemie, zag P. zich eindelijk genoodzaakt te capituleeren; dit tweede beleg had twee maanden geduurd (van 20 Dec. 1808 tot 20 Febr. 1809), en P. had achtereenvolgend te strijden gehad tegen de generaals Lefebrre-Desnouettes, Moncey, Mortier en Lannes. Als krijgsgevangene naar Frankrijk overgebracht, kwam P. eerst in 1815 naar Spanje terug, en werd door Ferdinand VII benoemd tot kapitein-generaal van Aragonië; sedert. 1823 leefde hij als generaal te Madrid, waar hij zich voor de jonge koningin en het Eslalulo real verklaarde. In 1836 verheven tot hertog van Saragossa, werd hij 1837 lid van de commissie der Granden en kapitein-generaal der garden, welke laatste waardigheid hij 1841 nederlegde. Hij stierf te Parijs 1847.