Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Moabieten

betekenis & definitie

lat. Moabitce, een arabisch volk, afstammende van Loth's zoon Moab, woonde ten Z.

O. van Palestina, ten 0. van de Doode Zee, ten Z. van de rivier Arnon, en ten N. van de Midianieten. Hun land was vóór hen bewoond geweest door de Emim, een reuzenvolk. God verbood aan de Israëlieten, de M. in het rustige bezit van hun land te storen. Hun koning Eglon hield de Israëlieten 18 jaren in slavernij (133‘2—1314 v. Chr.). hater door Saul overwonnen, schatplichtig gemaakt doorDavid, verslagen door den israèlit. koning Joram en door Josaphat, kwamen zij eindelijk onder het assyrisclre juk. Hunne hoofdstad was Rabbath-Moab, aan den Arnon. In hel O. T. wordt van Moab of van de M. melding gemaakt in de volgende hoofdstukken: Gen. 19; Exod. 15; Num. 21, 22,24,25; Deut. 2,23, 34; Jozua 13; Richt. 3, 10; Ruth 1,2, 4; I Sam. 14; II Sam. 8, 23; 1 Kon. 11 ; II Kon. 1,3, 13 ; I Chrou. 11 ; II Chron. 24; Neh. 13; Ps. 60, 83, 108; Jezaia 11, 15,16; Jerem. 9, 48; Ezech. 25 ; Dan. 11 ; Amos 2; Micha 6; Zeph. 2.