Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Josaphat

betekenis & definitie

1) kanselier van David; II Sam. 8: 16; 20: 24; I Kon. 4: 3; I Chron. 18: 15.—

2) een der twaalf bestelmeesters van Salomon; IKon. 4:17.
3) de vader van koning Jehu; II Kon. 9: 2. !14.
4) een van David's helden; I Chron. 11: 43.
5) een priester ten tijde van David; I Chron. 15: 24.
6) koning van Juda, zoon en opvolger van Asa of Assa, regeerde van 904 tot 880 v. Chr., handhaafde de zuivere Jehovah-dienst en het onderhouden van de wet, en in bondgenootschap met den koning van Israël overwon hij de geallieerde legermacht der Moabieten, Ammonieten en Edomieten. Hij wordt in hel geslachtregister van Jezus vermeld Matth. 1: 8, en in het 0. T. in de hoofdslukken 15 en 22 van I Kon.; 1, 3, 8 en 12 van II Kon.; 3 van I Chron.; 17—22 van II Chron.