(graaf), geb. 1741 te Werbowa in Hongarije, zoon van een oostenrijksch generaal, eerst in oostenr. dienst, werd vervolgens een der veldoversten van de confederatie van Bar, 29 Febr. 1768 in Polen geproclameerd, om tegen Rusland te strijden voor Polens onafhankelijkheid. Als bevelhebber der kavallerie werd B. echter reeds 1769 door de Russen gevangen genomen, en naar eene vesting in Kamtschatka overgebragt.
Hier won hij de genegenheid van den gouverneur der vesting, en trad met diens dochter in het huwelijk. Onder het voorwendsel dat hij de zuidpunt van het schiereiland tot den landbouw zou ontginnen, vond hij gelegenheid om met 69 mede-ballingen te ontvlugten. Zijne vrouw, die hem vergezelde op zijne vlugt, had hij het ongeluk te Macao te verliezen door den dood, zoomede verscheidene zijner mede-gevlugten. Van daar wist hij naar de fransche nederzettingen in Indië te komen, en nu liet hij zich overbrengen naar Frankrijk, waar hem het bevel werd opgedragen over een regement krijgsvolk, met last om eene volkplanting te gaan stichten op Madagascar. Deze taak volbragt hij, en wist zich bij de inboorlingen zoo bemind te maken, dat ze hem 1776 tot hunnen koning verkozen. In Frankrijk teruggekeerd, stond hij aan vele vervolgingen bloot, verliet daarom dat land, trad weder in oostenrijksche dienst, doch zeide die spoedig vaarwel, begaf zich naar Engeland en van daar naar Amerika, om eene nieuwe expeditie naar Madagascar te ondernemen, waar hij dan ook 1786 in een gevecht tegen de Franschen sneuvelde.
