Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Lund

betekenis & definitie

stad in Zweden, prov. Schonen, ruim 7 mijlen bezuidw.

Christianstad; 8500 inw.; eene 1668 gestichteüniversiteit (AcademiaCarolina Gothorum); vóór het universiteitsgebouw staat een gedenkteeken ter eere van den dichter Tegnér. Reeds kort na de invoering van hel Christendom in Denemarken werd L. de zetel van eenen bisschop, die 1104 geheel Denemarken, Zweden en Noorwegen onder zijnen bisschopsstaf vereenigde. Menigmaal was L. de residentie der deensche koningen, en gedurende een lang tijdperk de grootste en rijkste stad van Denemarken en van geheel Scandinavië. Door de verovering en brandschatting der Zweden, die 1452 plunderend de stad overvielen, geraakte L. in verval; 1533 werd het machtige aartsbisdom L. opgeheven, en bij den vrede van 1658 werd L. aan Zweden afgestaan. Bloedige veldslag tusschen de Denen en Zweden 1675.

< >