Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kotzebue

betekenis & definitie

(Aug. Friedr.

Ferd. von), duitsch tooneeldichter, geb. 3 Mei 1761 te Weimar, werd 1780 advocaat te Jena, trad in russische staatsdienst, en was 1785 reeds president van den gouvernements-magistraat der prov. Esthland. De buitengewone opgang, dien hij zijne tooneelstukken zag maken, noopte hem 1795 Rusland te verlaten, om zich geheel en al aan het tooneel te wijden; en van 1798 tot 1800 was hij dichter van den hofschouwburg te Weenen. In April 1800 naar Rusland terugkeerende, werd hij daar wegens den inhoud van een der door hem geschrevene stukken in hechtenis genomen en naar Siberie gebannen. Reeds in het volgende jaar ontving hij kwijtschelding van straf, en werd hij benoemd tot directeur van den duitschen schouwburg te Petersburg. Doch nog in datzelfde jaar verliet hij Rusland andermaal, en kwam naar Weimar; spoedig echter had hij hoogloopende twisten met Gothe en diens vrienden, zoodat hij zich genoodzaakt zag heen te gaan. Hij reisde in Frankrijk en in Italië, en werd overal met onderscheiding ontvangen. Vervolgens kwam hij zich 1802 te Berlijn nederzetten, waar hij gezamenlijk met Merkel den Freimülhige uitgaf, zijnde een blad, vijandig tegen Frankrijk, zoodat hij na den slag bij Jena zijn behoud moest zoeken in de vlucht. Van 1806 af hield hij weder verblijf in Rusland, vergezelde 1813 keizer Alexander al« secretaris of staatkundig schrijver, en stelde verscheidene der manifesten en proclamatiën, die toen in Europa verspreid werden. In 1817 kwam hij met den titel van staatsraad in russische dienst naar Dnitschland terug, om over den staal der letterkunde en over den openbaren geest daar te lande verslag op te zenden naar Petersburg. Van die taak kweet hij zich op eene wijze, kwetsend voor het streven naar vrijheid, dat zich vooral onder de studeerende jongelingschap openbaarde; en dooreen jongen heethoofd, Sand genaamd, werden hem deswege 23 Maart 1819 te Manheim verscheidene dolksteken toegebracht, die dadelijk zijnen dood ten gevolge hadden. Ontegenzeggelijk is K. de vruchtbaarste blijspeldichter van Duitschland, en geestigheid, vindingrijkheid en losheid in het behandelen van zijn onderwerp zijn hem niet te ontzeggen; maar voor het overige missen zijne stukken esthetische waarde en zedeiijk-nnlionale strekking. Hij vestigde zijnen naam met .Mensclienhaat en Berouw” en -de Indianen in Engeland" (1789); het getal zijner tooneelsliikken bedraagt niet minder dan 211 (verzameld in 28 dln. Leipzig 1797—98: 44 dln. Leipzig 1827—29; 40 dln. Leipzig 1840—42). Ook als romanschrijver en geschiedschrijver heeft K. eenige proeven geleverd. Ook zijne Huizen zijn in druk verschenen te Weimar (1821 en 1830)(Otto von), tweede der vele zonen van den vorige, geb. 19 Dec. 1787 te Reval, deed met Krusenstern de reis rondom de wereld, ontdekte op zijne tweede zeereis (1815—18) in de Zuidzee verscheidene eilanden, en in de nabijheid van de Beringstraat eene zeeengte, die naar hem genoemd is (zie het volgende art.). Van zijne derde reis keerde hij H Juli 1826 terug, en stierf te Beval 5 Febr. 1846.

< >