Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kampen

betekenis & definitie

lat. Camfi, Camper, ook Campia en Campodinium, ook wel Civilas Campiensis, stad in de neder!, prov.

Overijsel, 3 uren gaans benoordw. Zwolle, aan den l.lsel; geboorteplaats o. a. van luit.admiraal de Winter. Reeds in 1172 zond Kampen eene volkplanting naar Zeeland, die daar een gedeelte van Noord-Revelaml bevolkte; en reeds vóór 1233 moet K. tot stad verheven zijn; in 't begin der Mie, eeuw in oorlog met de Oost-Friezen van Westergoo, en vervolgens met den bisschop van Utrecht (1336), met den heer van Bronkhorst en de stad Zutphen (1301), en zoo vervolgens nu met dezen dan met genen ; 12 Aug. 1572 veroverd door graaf van den Bergh, den zwager van prins Willem I, viel K. reeds 20 Nov. weder in handen van de Spanjaarden; opnieuw was K. door de Staatsoliën bemachtigd 1578, en de poging der Spanjaarden 1584 om de stad te betoveren mislukte; doch de verdeeldheid onder de burgers, die gedeeltelijk Spaanschgezind waren, gaf 17 Maart van dat jaar aanleiding tot een oproer, dat echter gelukkig gedempt werd; 13 Juli 1672 viel K. in handen der Mnnsterschen, die het vijf dagen later overdroegen aan de Franschen; deze bleven er meester tot 24 Dee. 1673. Met. geheel ons land Franse!) geworden ouder het keizerrijk, nam de fransche bezetting 12Nov. 1813 de vlucht nitK., en 13 Nov. vertoonden zich daar de eerste Kozakken. Van 9 Aug. tot 31 Oct. 1779 werd K. geteisterd door pestkoorts en rooden loop; van watersnood leed K. 11—17 Nov. 1775, 20 en 21 Nov. 1776, 27 en 28 Jan. 1820, 4 Febr. 1825.