oriëntalist en oudheidkenner, geb. 9 Juli 1825 te Hamburg uit joodsche ouders, ging na volbrachte studiën 1847 naar Frankrijk, en werd 1851 met Fresnel en Thomas naar Ninive gezonden, bij welke gelegenheid hij hoofdzakelijk in Babylonië zijne nasporingen gedaan heeft. In 1854 te Parijs teruggekeerd, werd hij 1857 benoemd tot prof. van het Sanskrit en van de vergelijkende grammatica.
Behalve voortreffelijke bijdragen tot de kennis van het oud-Perzisch en eene Grammaire Sanscrite (Berlijn 1859) gaf hij In het licht eene reeks van werken over de assyrische Keil-opschriflen,ten aanzien van welker ontcijfering en toelichting hij zich ten hoogste verdienstelijk gemaakt heeft. Van zijne werken verdienen vooral genoemd te worden: Expédilion scientifique en Mésopotamie (2 dln. Parijs 1855—59); Grammaire assyrienne (Parijs 1860); Les inscriptions des Sargonides (Parijs 1862); Les fasles de Sargon (met Ménant, Parijs 1863).