geb. 7 Jan. 1810 te Pfaltsbnrg in Lotharingen, opgeleid aan de polytechnische school te Parijs, 1834 artillerieofficier, mishaagde het gouvernement door zijn geschrijf in dagbladen, weshalve hij overgeplaatst werd naar Algerië, waar hij slechts langzaam bevorderd werd. Eerst in 1848 ontving hij van het Voorloopig Bewind den rang van luitenant-kolonel, waarop hij 7 April 1848 den post van onder-secretaris van staat aanvaardde, maar tevens met de portefeuille van het ministerie van oorlog werd belast, die hij interimair behield tot de optreding van Cavaignac, die hem tol secretaris benoemde en tot chef van den generalen staf.
Veel droeg C. hij tot de onderdrukking van den Junij-opstand. Als warm republikein. en later volksvertegenwoordiger in het Wetgevend Ligchaam, voerde hij eene krachtige oppositie tegen de binnenlandsche en buitenlandsche staatkunde van den President; bij den staatsgreep van 2 Dec. 1851 werd C. dan ook in hechtenis genomen en eerst naar Ham gebragt, en vervolgens over de fransche grenzen in België gezet. In Aug. 1854 werd C., op de pressie van het fransche gouvernement, door België’s regering het land uitgewezen; toen begaf hij zich naar ’s Gravenhage, doch zocht latereene wijkplaats in Zwitserland, waar hij in Jan. 1865 overleed, na er al dien tijd verblijf te hebben gehouden. Van zijne geschriften verdient inzonderheid melding de Hisfoire de la campagne de \815, Waterloo (2 dln. Brussel 1857).