de aartsvader, vermeld in het geslachtregister van Jezus (Lucas 3: 35), naar wien de Hebreen geacht werden hunnen naam te dragen (zie echter HEBRECN). Buitendien onderscheidene personen in het O.
T.:1) afstammeling van Sem; Gen. 10:21,24,25; 11 :14—17;Num. 24:24; IChron. 1: 18, 19, 25.
2) kleinzoon van Azer, en stamvader der Heberieten; Gen. 46: 17; Num. 26: 45 ; 1 Chron. 7: 31, 32.
3) een Keniet, van Jethro’s nakomelingschap; Richt. 4: 11, 17, 21; 5: 24.— 4) nakomeling van Juda; I Chron. 4: 18.
5) nakomeling van Gad; I Chron. 5: 13.
6) nakomeling van Benjamin; IChron. 8: 17.
7) een priester der Joden; Neh. 12: 20.