carthaagsch veldheer, zoon van Hamilcar, geb. 247 v. Chr.
Zijn vader had hem reeds op zijn negende jaar een onverzoenlijken haat aan de Romeinen doen zweren. Hij diende 3 jaren in Spanje onder de bevelen van zijnen schoonbroeder Hasdrubal, en werd bij diens dood met algemeene stemmen uitgeroepen als opperbevelhebber over de carthaagsche armee, ofschoon nauwlijks 25 j. oud. Hij deed den oorlog met de Romeinen op nieuw ontbranden, doordien hij, in weerwil van den vrede, de staçl Sagunlum bemachtigde en verwoestte (219 v. Chr.), welke stad eene bondgenoot was van de Romeinen. Hierop door Rome aan Carthago de uitlevering van H. geeischt, en die geweigerd zijnde, ontbrandde de oorlog op nieuw (de tweede punische oorlog). Begrijpende dat men de Romeinen niet gevoeliger aantasten kon dan op hun eigen grondgebied, verliet hij Spanje, toog door Gallie, baande zich eenen weg over de Rhône en over de Alpen, en deed eenen inval in Italië, waar hij aanvankelijk zegevierend voorwaarts drong. Op drie consuls behaalde hij drie schitterende overwinningen: aan den Ticino (218 v. Chr.), aan de Trebbia (218 v. Chr.) en aan het meer Trasimenus (217 v. Chr.), waarna hij doordrong in het hart van het schiereiland, en de Romeinen totaal versloeg in den gedenkwaardigen veldslag bij Cannas. Ware hij toen regelrecht op Rome aangerukt, het lijdt geen twijfel of hij had zich meester kunnen maken van de stad; doch hij verloor met dralen liet gunstige oogenblik, en de Romeinen maakten zich den tijd ten nutte om zich zoo goed doenlijk te herstellen, terwijl de troepen van H., in Campaniè gelegerd, hunne grootste kracht (namelijk hunne gehardheid tegen vermoeienis en ontbering) verwisselden tegen eene weelderige en ontzenuwende levenswijs. Hoe groot de ontsteltenis was, door de nederlaag bij Cannte onder de Romeinen teweeg gebracht, kan men nagaan, als men bedenkt, dat het sedert in zwang geblevene Hannibal ante portas 1 (d. i. Hannibal staat voor de poorten!) de sterkste bedreiging was, dien de Romeinen hadden, om hunnen kinderen schrik aan te jagen. De troepen van H., door weelde en wellust in Campaniè ontzenuwd, werden door Marcellus tweemaal overwonnen bij Nola; wel kwam Hasdrubal met versche troepen aanrukken om zijnen schoonbroeder bij te springen, doch eer hij zich met hem kon vereenigeu werd ook hij verslagen in de nabijheid van den Metaurus. Daarbij kwam, dat H. slechts met groote moeite uit Carthago geld en versterkingen ontving, en zulks in zeer ontoereikende mate, zoodat hij eigenlijk geheel, gelijk men het noemt, moest drijven op zijne eigene wieken. Desniettemin hield hij zich nog 10 jaren in Italië staande, en ontruimde dat eerst, toen Scipio den oorlog overgebracht had naar Afrika: toen zag H. zich genoodzaakt de zee weder over te steken, om zijn eigen vaderland te gaan beschermen. Nauwlijks daar aangekomen leverde hij den Romeinen slag in de vlakte van Zama (202 v. Chr.); doch hij werd overwonnen, en zag zich genoodzaakt de wijk te nemen naar buitenslands Hij begaf zich eerst naar Syrië, waar hij koning Antiochus wist over te halen om aan de Romeinen den oorlog te verklaren; en vervolgens naar Prusias, koning van Bithynie. Ook dezen bracht hij met de Romeinen in oorlog: doch toen Prusias het oor (leende aan den eisch der Romeinen om hun H. uit te leveren, onttrok de 64 jarige H. zich aan het gevaar, dat hem boven het hoofd hing, en maakte door vergif een einde aan zijn leven (183 v. Chr.), om niet levend in handen van zijne vijanden te vallen.