Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Hall

betekenis & definitie

1) lat. Hala ad (Enum, stad in Tirol, aan de Inn, 1 uur gaans beoosten lnnsbruck; 5500 inw.; 3 uren gaans benoorden H. de 5058 vt. hooge zoutmijn in den Tauernalp, waaruit het in water opgeloste zout naar H. geleid en daar weder in zout herschapen wordt.

2) marktvlek in den oostenrijkschen Traun-kreis, 8 uren gaans bezuiden Linlz; 1000 inw.; kasteel van prins Trautmansdorf; beroemde zilte bron en bad-inrichting.
3) Schwabisch Hall. lat. Hala Suevica, stad in Wurtemberg, 8 uren gaans benoordw. Elwangen, in het diepe dal van den Kocher; 7000 inw.; was vroeger vrije rijksstad, en had eene munt, waar de eerste penningen geslagen zijn, die naar H.den naam droegen van Heller; groote zoutbron; zie ook AUHAUSEN.
4) zie HAL.

< >