russisch admiraal, geb. 1772 in de Nederlanden, behoorde tot eene oude hollandsche familie, trad op zijn lOejaar in zeedienst, deed verscheidene reizen in de Middell. Zee en in de Indische Zee onder admiraal Van Kinsbergen, en was 1789 in rang opgeklommen tot scheepsluilenant.
In 1795 bracht hij op eene visscherspink den stadhouder en diens twee zonen, met wie hij opgevoed was, naar Engeland over. In Holland teruggekeerd, werd hij deswege in staat van beschuldiging gesteld, doch, na twee maanden in hechtenis te hebben gezeten, weder vrijgelaten. Daar hij de Bataafschc republiek niet verkoos te dienen, begaf hij zich naar Rusland, waar hij als scheepsmajoor aangesteld werd. Na vele tochten in de Zwarte Zee en in de Oostzee, werd hij 1808 benoemd tot kommandant der vloot in Finland, welke betrekking hij tot 1813 bekleedde, terwijl hij zich in vele ontmoetingen met de Zweden onderscheidde. In 1813 nam hij deel aan bet beleg van Dantzig. Kort daarna tot gouverneur van Sweaborg, werd hij 1817 door keizer Alexander bevorderd tot schout-bij-nacht. Bij gelegenheid van de rnssisch-fransch-engelsche interventie ten behoeve van Griekenland, werd graaf v. H. aan het hoofd geplaatst van het rnss. eskader in de Middell. Zee, en droeg krachtdadig bij tot het vernielen van de lurkscbe vloot (1827). Tot vice-admiraal bevorderd, werd hij later benoemd tot militair gouverneur en hoofd der marine te Revel.