koning van Bohemen, voluit George Boczko van Podiebrad en Kunstat, geb. 1420 te Hartiwitz, was de zoon van een hussitisch edelman en zelf een ijverend Hussiet, fn 1437 nam hij de partij van keizerin Barbara van Cilley (of Cilly), om Albert (H), den schoonzoon van Sigismond, van de troon-opvolging in Bohemen uit te sluiten, vatte 1438 de wapenen tegen dien vorst op, werd in 1444 benoemd tot rijksbestuurder gedurende de minderjarigheid van Ladislas (Posthumus), en werd na diens 1457 plaatsgrijpenden dood door de boheemsche stenden uitgeroepen als koning van Bohemen (7 Mei 1458), en als zoodanig 1459 door keizer Frederik III erkend en bevestigd. Als beschermer van de Hussieten werd hij echter door den paus in den ban gedaan, en op diens aansporing in eenen zwaren oorlog gewikkeld met zijnen schoonzoon, koning Matthias Corvinus van Hongarije.
In 1471 (22 Maart) stierf P. Van zjjne^drie zonen speelden Victorinus en Hendrik eene rol in de boheemsche woelingen; Hendrik werd de stamheer der hertogen van Munsterberg en Öls, wier mannelijke linie echter 1697 uitstierf. Van P.’s vier dochters, werd Sidonia, als gemalin van hertog Albrecht van Saksen, stamvrouw van het Saksische koningshuis.