hertog van Saksen-Coburg-Gotha, geb. 2 Jan. 1784, zoon van hertog Frans, volgde (na de uit den wegruiming van eenige moeilijkheden, ontstaan door de fransche sequeslratie) 9 Dec. 1806 zijnen vader op, sloot zich na den slag van Leipzig bij de verbondene mogendheden aan, kommaudeerde het 5e armeekorps, en nam daarmede Maintz in. Hij was mede in Parijs en op het congres te Weenen, waarbij hem het aan den Rijn gelegene prinsdom Lichtenberg werd toegewezen (hetwelk hij echter in 1834 voor 2 millioen pruisische thalers aan Pruisen afstond).
In den tweeden veldtocht tegen Napoleon kommandeerde hij de Saksische troepen. Hij was 1817 in den echt getreden met Louise van Gotha, doch liet zich 1826 wettelijk van haar scheiden; na haren dood, die 30 Aug. 1831 plaats vond, trad hij 1832 in het huwelijk met Maria van Wurtemberg; hij stierf 29 Jan. 1844. Uit zijn eerste huwelijk zijn gesproten; hertog Ernst IV (zie het volgende art.) en prins Albert (die de gemaal werd van Engeland’s koningin Victoria).