Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Ephraïm

betekenis & definitie

1) een der twaalf stammen van het rijk Israël, dus genaamd naar den tweeden zoon van Jozef; zie het volgende artikel.

2) stadje in Palestina, dicht bij Jeruzalem ; vermeld in het N. T. (Joh. 11: 54).
3) tweede zoon van Jozef en broeder van Manasse, was het hoofd van een der twaalf stammen Israël’s. Zijne nakomelingschap vormde een stam, die in het midden van het land Canaan woonde, met den Jordaan ten O., de Middellandsche Zee ten W., de stammen Dan en Benjamin ten Z„ en den westelijken halven stam van Manasse ten N.; door zijnen aan haat grenzenden naijver tegen den stam Juda is de stam E. van gewicht voor de geschiedenis van het gansche israëlitische volk ; deze stam onttrok zich eenen tijd lang aan het gezag van David, en werd na Salomon’s dood oorzaak van den afval der tien stammen van Rehabeam. Men leze over E. en zijnen stam de volgende hoofdstukken in het O. T.: 41, 46, 48 en 50 van Genesis; 2, 13 en 26 van Numeri; 16, 19 en 20 van Jozua; 1, 3, 5, 8, 12 en 17 van Richteren; 2 en 18 van II Kon.; 7 en 27 van I Chron., en 25 van II Chron.; Neh. 8; Psalm 60, 78 en 80; Jezaia 7, 9, 11 en 28; Jerem. 31; Ezech. 37 en 58; Hosea, al de hoofdstukken; Obadja vers 19; en Zacli. 9: 10 en 10: 7.

< >