Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Dominicus baudius

betekenis & definitie

geb. 8 April 1561 te Rijssel, van waar zijne ouders, om de geweldenarijen der Spanjaarden te ontgaan, de wijk namen naar Aken, waar B. het eerste onderwijs ontving. Later ging hij naar Leyden, en daarna met zijne moeder naar Gent; vervolgens ging hij te Geneve theologie studeren,en keerde 1583 naarGent terug.

Een tegenzin opgevat hebbende in degodgeleerdheid, studeerde hij daarna in de regten, trok 1585 in het gevolg der nederl. gezanten naar Engeland, en werd 1587, na zijne terugkomst, advokaat bij het Hof van Holland; reeds kort daarop vertrok hij naar Frankrijk, waar hij tien jaren bleef, en deed als secretaris van den franschen gezant andermaal eene reis naar Engeland;na afloop daarvan vestigde hij zich te Leyden, waar hij aangesteld werd als professor in de welsprekendheid, later ook in de geschiedenis en regtsgeleerdheid. In 1611 werd B. door de Algemeene Staten tot historiograaph benoemd. Hij was een bij uitstek geleerd man, een sierlijk schrijver en de grootste latijnsche dichter van zijnen tijd. Bij een aangenaam, rond en goed karakter, had hij de zwakheid zeer verslaafd te wezen aan den wijn en aan den omgang met ligte vrouwen ; bij zulk eene verkwistende leefwijze was het geen wonder, dat zijne schuldeischers eindelijk op regterlijk gezag zijne goederen deden verkoopen. Wel kwam hij weder in gunstiger financiële omstandigheden, door een t weede huwelijk aan te gaan met eene rijke vrouw; doch bij deze, eene ware helleveeg, stond hij geheel onder de plak; hare kwellingen had hij echter slechts eenige maanden te verduren, want hij stierf reeds 22 Aug. 1613.

< >