geb. 12 Febr. 1585 te Malmö, was een beroemd deensch polyhistor; in 14 dagen leerde hij vlug lezen, opzijn dertiende jaar hield hij openbare latijnsche en grieksche redevoeringen. Hij studeerde van zijn achttiende jaar af te Kopenhagen, Rostock en Wittenberg, deed vervolgens eene reis, meest te voet, door Duitschland, de Nederlanden,Engeland en Italië.
In Duitschland theol. doctor geworden, legde hij zich vervolgens op de geneeskunde toe. Te Napels wilde men hem prof. inde ontleedkunde en te Sedan prof. in de grieksche taal maken; doch hij weigerde beiden, en werd geneesheer te Bazel 1610, en prof.in de geneeskunde te Kopenhagen 1613. In 1624, door eene zware ziekte overvallen, deed hij eene gelofte, dat, zoo hij herstelde, hij zich geheel aan de theologie zou wijden; hij hield woord, en werd 1626 prof. in de godgeleerdheid te Kopenhagen, en kanunnik te Rodschild. Hij stierf 13 Julij 1629 te Sora, en liet 6 zonen na, die allen insgelijks beroemde geleerden geworden zijn. Vooral melding verdienen : de oriëntalist B. (Jacob),geb. 1623,gest. 1653 te Heidelberg, uitgever van de kabbalistische geschriften Rahir en Majan Hachochma; de philoloog, tevens natuur-onderzoeker en geneesheer(Thomas), geb. 20 Oct. 1616, van 1647—61 prof. der wiskunde en anatomie te Kopenhagen, later tot aan zijnen dood (4 Nov. 1680) lijfarts des konings, schrijver van belangrijke bijbelsch-archeologische, oudheidkundige, en natuurlijk-wijsgeerige geschriften. De zoon van laatstgenoemden: B. (Gaspar), geb. 1654, gest. 1704, was insgelijks een degelijk ontleedkundige;en diens broeder,
(Thomas), geb. 1659, gest. 1690, is de beroemde schrijver der Anliijuilatmn danicarim de causis contemtie a Danis aihuc genlibns mortis (lvopenh. 1689).
