Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Bombay

betekenis & definitie

1) een der drie presidentschappen van het engelsch-indische rijk, ter westkust van Voor-Indië, beslaat 6205 geogr. vierk. mijlen en telt eene bevolking van omstr. 12 millioen zielen (Hindoes, Parsis, Moslems, Joden en Europeanen).

2) eiland tot het presidentschap B. behoorende, en van het vasteland slechts door een smal kanaal gescheiden, is 2 vierk. mijlen groot, bij uitstek vruchtbaar, en maakt,met zijne reusachtige bananen, trotsche palmboomen, donkergroene tuinen en lommerrijke kokosbosschen, op den vreemdeling eenen vcrrassenden indruk. Door den radzja van Soerah werd het eiland B. 1530 afgestaan aan de Portugezen; deze stonden het in 1661 af aan Karel II van Engeland, als een gedeelte van den bruidschat, dien de infante Catharina medebragt, toen zij met dien koning in het huwelijk trad. In 1666 werd B. verkocht aan de britsch-oostindische Compagnie, die er in 1668 den zetel van haar bewind plaatste. Tegenwoordig telt het eiland eene bevolking van omstr. 750,000 zielen, en bevat, behalve de hoofdstad B., verscheidene dorpen, een sterk fort en eene vuurbaak.
3) hoofdstad van het presidentschap B., ligt op de zuidoostzijde van het eiland B., lelt thans circa 600,000 inw., heeft eene zeer goede, veilige haven, en is, op Calcutta na, de eerste koopstad van britsch Indié. De portugesche Joden en Armeniërs, die nevens de Parsen of Parsis den kleinhandel drijven, bewonen eene eigene voorstad, de zoogenaamde Zwarte Stad; en sedert 1848 loopt van B. een spoorweg naar Callyan. Door zeehandel en stoomvaart, staat B. in drukke gemeenschap met Europa en met schier alle havenplaatsen in het Oosten; en het is een hoofdstation van den engelsch oostindischen overlandpost.

< >