(Willem), hollandsch dichter en geleerd taalkenner, geb. 7 Sept. 1756 te Amsterdam, gest. 18 Dec. 1831 te Haarlem,had te Leyden in de regten gestudeerd en zich te 's Hage gevestigd als advokaat. Als oranje-gezind werd B. 1795 het land uitgebannen en begaf zich naar Londen, waar hij voorlezingen hield over regtsgeleerdheid en letterkunde, en waar hij zijne hieronder genoemde tweede vrouw leerde kennen, met wie hij 18 Mei 1797 te Londen in den echt trad.
In 1806 in het vaderland teruggekeerd, werd hij koning Lodewijk's onderwijzer in de hollandsche taal. Na het herstel van Neerlands onafhankelijkheid, woonde B. eerst in Leyden, later tot aan zijnen dood in Haarlem. Door alle lotswisselingen van Nederland was B. een warm aanhanger gebleven van Oranje, hetgeen hem aan veel vervolging had blootgesteld. Zijn roem als dichter van den eersten rang kan hem door niemand betwist worden; en zijne veelomvattende en grondige kennis van een aantal talen wijst hem eene plaats aan onder de eerste taalkenners, der wereld. Zijne Nederlandsche spraakleer moge niet het gezaghebbende boek voor onze taal zijn geworden, zooveel is zeker, dat B. van grooten invloed is geweest op de ontwikkeling van de hollandsche (thans nederlandsche) taal. Niet ten onregte beschuldigt men B. van eigenzinnigheid en doordrijverij; hetgeen echter niet wegneemt, dat zijn naam een roem isen blijven zal voor ons land. Ook als historicus en als regtsgeleerde heeft B. zich doen kennen. Eene volledige lijst van de groote menigte door B. in het licht gegevene werken, verscheen te Amsterdam 1833; daaraan is toegevoegd de lijst der werken van Vrouwe B.(Katherina Wilhelmina SCHWEIKHARDT, tweede vrouw van), de dochter van een verdienstelijk kunstschilder,geb. 3 Julij 1777 te 'sHage, gest. 16 April 1830, was eene zeer begaafde vrouw, die zich als talentvolle dichteres heeft doen kennen.