oude prov. van Frankrijk, deel uitmakende van Lotharingen, werd gesplitst in B. royal of B. mouvant, op den linker Maas-oever,behoorende onder het parlement van Parijs, en B. ducal of B. non mouvant, op den regter Maas-oever, behoorende onder het parlement van Nancy. De prov.
B. besloeg nagenoeg het tegenw. Maas-dept. ; eertijds bewoond door de Leuci, nam het onder de Romeinen (4e eeuw) den naam aan van pagus Barrensis. Vervolgens maakte het deel uit van het koningrijk Austrasië, en werd in de 9e eeuw aan het hertogdom Opper-Lotharingen toegevoegd, had vervolgens eene reeks van onbekende graven, die zich onafhankelijk wisten te maken, totdat 1302 Hendrik III, graaf van Bar, als bondgenoot der Engelschen tegen Frankrijk, door de Franschen verslagen en naar Brugge werd vervoerd, waar hij, om op vrije voeten te worden gesteld, al zijn grondgebied op den linker Maas-oever moest afstaan aan Filips den Schoone, koning van Frankrijk; vandaar de naam B. mouvant. In 1354 werd het graafschap Bar tot hertogdom verheven, ten behoeve van Robert, die de koningsdochter Maria van Frankrijk huwde; door den kardinaal van Bar, hun eenig overgebleven zoon en erfgenaam, werd B. in 1419 afgestaan aan zijn achterneef René, hertog van Guise, en toen deze later hertog van Lotharingen werd, deelde B. voortaan in de lotgevallen van Lotharingen.