reeds inden overouden tijd het kenmerkende sieraad van het mannelijk geslacht, zoo zelfs, dat alle godeir .en heroën uit de fabelleer afgebeeld werden met baarden, die ook door alle oude volken werden gedragen. De Hunnen en andere aziatische barbaren droegen zeer lange en dikke haarden (vandaar ook de naam Longobarden voor een gebeelen volkstam).
De Gothenen Franken,daarentegen, en de meeste germaansche volkeren droegen geen baard, maar slechts lange knevels. De Grieken droegen haarden tot op het tijdvak van Alexander, toen lieten zij zich scheren; doch onder de I’tolemeên kwamen de baarden weder in zwang, even als bij de Romeinen onder de regering van Adriaan, nadat het ten tijde van Scipio, op diens voorbeeld, mode geweest was zich te scheren; onder Coustantijn verdwenen de haarden andermaal, totdat zc onder Justinianus weder algemeen werden. In Rusland werd de eerste poging, om de haarden te doen verdwijnen, beproefd door Peter den Groote; doch veleaanzienlijkeRussen betaalden liever eene zware belasting, dan zich door het scheermes van dit hun sieraad te laten berooven.In Nederland was het scheren reeds lang in zwang, wordende er dit ambacht tot op 't laatst der 18e eeuw schier uitsluitend uitgeoefend door de heelmeesters, zoodat barbieren chirurgijn hijua woorden van écncbeteekeniswaren. In Parijs stonden de barbiers eertijds, als de schoenpoetsers, op de hoeken der straten hun ambacht uit te oefenen, totdat ze in 1674 tot een geregeld corps de métier, A. i. gilde, werden vereenigd.
De Spanjaarden droegen omstr. 1350 algemeen valsche baarden, hetgeen Don Pedro op zware boete verbood. De Oosterlingen zweren bij hunnen baard.