1) J. of Izebel, vrouw van koning Achab van Israël, was de dochter van Ethbaal, koning van Sidon. Zij verleidde haren man tot de afgodendienst, en was eene hittere vervolgster van den profeet Elias, liet Naboth vermoorden, en bedreef een aantal gruwelen meer.
Toen Jehu den troon beklommen had, liet hij J. in haar paleis te Jizreel vatten, en uit een der ramen op straat werpen, waarop hij met zijne paarden over haar lijk reed. Zie in het O. T. de hoofdstukken 16, 18, 19, 21 van I Kon. en 9 van II Kon.2) eene valsche profetes; Openb. 2: 20.