lat. Amisfurtum, oude nederlandsche stad in de provincie Utrecht, aan de bevaarbare Eem, met 13,000 inw.,een in 1726 opgerigt seminarie van de oudbisschoppelijke clerezij, regtbank van eersten aanleg, tabaksteelt, wolweverij en handel in granen, tabak, enz.
Tusschen A. en Utrecht strekken zich de Amersfoortsche bergen uit over eenen afstand van twee uren gaans. Reeds in 1259 tot stad verheven door Hendrik van Vianden, 38sten bisschop van Utrecht, had A. onder het bisschoppelijk bewind veel te lijden van oorlogen, die door de bisschoppen tegen de Hollanders en Gelderschen werden gevoerd. In 1543 werd het door Maarten van Rossem, na eene korte, maar hardnekkige belegering, veroverd. Onder Karel V werd het herhaalde malen ingenomen, nu eens door de Staatsoliën, dan door de Spanjaarden. Eindelijk echter door het Staatsche krijgsvolk gedwongen de utrechtsche Unie van 1579 aan te nemen, is A. bestendig Staatsch gebleven en gedurende eenige jaren van oorlogsrampen bevrijd geweest. In 1629 echter, toen ’s Hertogenbosch werd belegerd door prins Frederik Hendrik, zocht de vijand de aandacht der belegeraars af te leiden; tot dat einde kwam graaf Hendrik van den Berg met eene afdeeling spaansche troepen, ondersteund door 14,000 man Oostenrijkers onder graaf Ernst van Montecuculi, door de Veluwe eenen inval doen in het Sticht van Utrecht en sloeg den 3 Augustus het beleg op voor A. De bevelhebber J. van Dorp tegen zulk eene overmagt niets kunnende uitrigten zonder genoegzame bezetting, gaf de stad reeds den 5 Aug. bij verdrag over; den 24 der zelfde maand echter werd de vijand, doordien de Staatschen Wezel overrompelden, genoodzaakt het geheele sticht te ruimen en dus ook A. te verlaten; de bevelhebber van Dorp werd nu wegens zijn lafhartig gedrag door den raad van State verbannen. In 1672, toen de Franschen in Gelderland en Utrecht waren gevallen, werd A. vermeesterd door markgraaf de Rochefort, die het 17 maanden bezet hield. Nu genoot A. rust tot 1702, toen er eene geweldige opschudding was onder de burgerij tegen de regering, die echter het tumult met kracht onderdrukte. Ook in den tijd der fransche overheersching (1793— 1813) heeft A. ruimschoots zijn aandeel gedragen in den druk van het vreemde juk. Door watervloed en overstrooming is het geteisterd in 1477,1552,1595, 1643, 1651 en 1702, wanneer het rivierwater, bij doorbraak van de dijken, zich eenen weg zocht te banen naar de Zuiderzee. Wat beroemde personen betreft is A.de geboorteplaats van eene menigte mannen van naam, onder anderen van den grooten staatsman Johan van Oldenbarneveld; van Pieter Both, den eersten gouveneur-generaal van nederlandsch Indié; van Arend Jacobsen Montfort in 1639 directeur-generaal ter kuste van Guinea; van Jacob van Campen, den beroemden bouwmeester van het stadhuis te Amsterdam; en van een aantal anderen.