(Michael), geb. te Palermo 7 Julij 1806, was, naauwelijks zijne studiën volbragt hebbende, bij het ministerie van staat aangesteld, toen zijn vader, ter zake van deelneming aan eene zamenzwering, ter dood werd veroordeeld, en hij de eenige steun bleef van een talrijk gezin. Zelf insgelijks verdacht, ontving hij 1837 bevel te Napels verblijf te gaan houden, waar hij vier jaren bleef.
Te Palermo teruggekeerd, gaf hij (1842) zijne ,,Geschiedenisder Siciliaansche Vespers in het licht, die dikwijls herdrukt en zijn voornaamste werk is. Deswege aan veel vervolgingen blootgesteld, begaf hij zich in vrijwillige ballingschap naar Parijs, waar hij zich op het Arabisch en het Nieuw-Grieksch toelegde, en zijne ,,Geschiedenis der Musulmanen van Sicilië” uitgaf. Door de gebeurtenissen van 1848 naar Palermo teruggeroepen, was hij een korten tijd minister van financiën, werd toen met eene zending bij de gouvernementen van Frankrijk en Engeland belast; toen de vijandelijkheden hervat werden, keerde hij (1849) naar Palermo terug; doch de siciliaansche zaak was toen reeds verloren, en hij keerde in ballingschap terug naar Parijs. (Emeric), geb. te Palermo 1810, italiaansch publicist, werd 1841 hoogleeraar in het strafregt aan de tintversiteil te Palermo, nam 1847 deel aan de hervormingsbeweging, werd even voor de uitbarsting van den opstand in hechtenis genomen (11 Januarij 1848); door de opstandelingen, die het kasteel waar hij gevangen zat veroverden, in vrijheid gesteld, werd hij een der voornaamste woordvoerders in de kamer, vervulde eenige diplomatieke zendingen; keerde na de hervatting der vijandelijkheden naar Palermo terug (23 Maart 1849), doch de zaak van zijn vaderland was reeds verloren, en in vrijwillige ballingschap nam hij de wijk naar Sardinië.
