heet in uitgebreiden zin de landstreek van Zwaben, die zich uitstrekt van de Hier, de Bodenzee en de Ili oostwaarts tot aan de Lech, en van de Inn noordwaarts tot aan den Donau. In meer beperkten zin wordt onder den naam A. verstaan de landstreek, die het zuidwestelijk gedeelte van Beijeren en de daaraan grenzende deelen van Wurtemberg en Tyrol langs de Boven-Iller tot aan Kempten en Memmingen beslaat, en waarvan de beijersche landgerichten Sonthoven en Immenstadt het middelpunt uitmaken.
De Algauer Alpen zijn het westelijke gedeelte van het door de rivieren Lech, Loysach en Inn in 4 afzonderlijke landstreken gesplitste beijersche Alpenland, met aanzienlijke hoogten, waarvan de Hochvogel (7950 voet) en de Arlberg (9400 voet) zich tot boven de eeuwige sneeuwlinie verheffen. Uit dit gedeelte der Alpen ontspringen de rivieren Ill, Bregentzer-ach, Iller, Argen, Wert-ach en Lech. De hooglanden der Algauer Alpen zijn bij uitstek gunstig voor de veeteelt; in de noordelijk gelegene vlakke streken van de A. legt men zich, behalve op de veeteelt en den gewonen landbouw, ook inzonderheid toe op het verbouwen van graan en vlas.