Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Algarvië

betekenis & definitie

of Algarve (oudtijds Cunaeus), de zuidoostelijkste provincie van Portugal, ten noorden aan Aleutcjo, ten oosten aan Spanje, ten zuiden en ten westen aan den Atlantischen Oceaan grenzende, beslaat eene oppervlakte van 130 vierk. mijlen met 140,000 inw. Aan de noordelijke grens verhellen zich 2 ketenen van het algarvische gebergte : de sierra de Caldeirao en de sierra Monchique, welke laatste zich tot aan de zee uitstrekt en in kaap St.

Vincent, de zuidwestelijkste punt van Europa, uitloopt. De eenige rivier van aanbelang is de Guadiana aan de spaansche grens. Het klimaat is aangenaam, en inzonderheid de slechts weinige mijlen breed zijnde kustvlakte is vruchtbaar in uitmuntende zuidervruchten. Kunstvlijt en nijverheid zijn hier uiterst schaarsch vertegenwoordigd. De handel bepaalt zich tot de grootere havensteden Faro, Lagos, Albufeira en Tavira. Het gebied der provincie A, stond eens onder het oppergezag der Mooren, en ontving van de Arabieren den naam el Garb, d. i. een naar het westen gelegen land. In 1212 nam Sancho I den titel aan van koning van A., en 1250 hechtte Alfons III dit gewest aan de kroon van Portugal, doch stond in 1251 het oostelijk gedeelte (beoosten de rivier Guadiana) aan koning Alfons X van Castilié af; vandaar de namen spaansch Algarvié (later deel uitmakende van Andaluzië) en portugeesch Algarvié.

< >