I, bijgenaamd de Strijdlustige, koning van Aragonié en Navarra (H04—1134),trad in den echt met Urraqilq, dochter en erfgename van Alfons VI koning van Castilie, en wilde na den dood van dien vorst (1109) Castilie aan zijn rijk hechten; maar Urraque verzette zich daartegen en dwong hem, na eenen zevenjarigen strijd, zijne inzigten dienaangaande op te geven. Hij beoorloogde de Mooren in Spanje en Afrika, en behaalde verscheidene belangrijke overwinningen; maar hij leed eene nederlaag voor Fraga in Catalonie, en stierf van verdriet daarover in 1134.
Hij had twintig veldslagen bijgewoond. In Castilie is hij onder den naam van Alfons VIl bekend. II, koning van Aragonié (1162—.1196) deed Frankrijk den oorlog aan, en lijfde Roussillon en Bearn bij zijne staten in. Deze vorst beoefende de fraaije letteren of hetgeen men destijds noemde ,,de luchtige wetenschap"; hij wordt ook gerangschikt onder de troubadours.
III, koning van Aragonié (1285—1291) had te strijden tegen eenen bond, gevormd door de koningen van Frankrijk, Napels en Castilie, en werd gedwongen een zeer vernederend traktaat te sluiten. Zijne regering is merkwaardig wegens de beperkingen, die de Aragonezen vaststelden ter inkrimping van de koninklijke magt.
IV, bijgenaamd de Zachtmoedige, uit hoofde van zijne goedigheid, die menigmaal oversloeg tot zwakheid, was (1327—1336) koning van Aragonié, en ontweldigde Sardinië aan de Genuezen.
V, bijgenaamd de Grootmoedige, zoon van Fernando of Ferdinand I, koning van Aragonié en Sicilië, geb. 1401, volgde zijnen vader in de regering op 1416. Door dorst naar wapenfeiten gedreven, volgde hij met graagte koningin Johanna van Napels, om haar tegen Lodewijk van Anjou hulp te leenen, en werd door haar bestemd om haar als koning van Napels op te volgen op den troon. Vandaar aanhoudende oorlogen; doch ouder velerlei strijden en wederwaardigheden gelukte het hem zich van 1443 af in het voortaan onbetwiste bezit van Napels staande te houden. Hij voerde overigens oorlog zonder wreedheid, had slechts één gebrek, namelijk te veel het vermaak na te jagen, was een beschermer der letterkunde, en verleende in zijne staten eene veilige wijkplaats aan de geleerden, die uit Constantinopel werden verbannen. Hij stierf bij de belegering van Genua 27 Junij 1458.