I, de Katholieke, geh. 695, werd koning der Asturiën 759, twee jaren na den dood van Pelagius, wiens dochter hij totl vrouw had genomen, en was de opvolger van Favilla. Hij behaalde verscheidene overwinningen op de Mooren, en ontnam hun meer dan dertig steden, waarmede hij zijn rijk vergrootte ; hij stierf 757.
II, bijgenaamd de Kuische, koning der Asturiën 791, behaalde verscheidene overwinningen op de Musulmannen, vermeesterde Lissabon, en stierf 842. Zeven jaren voor zijnen dood had hij afstand van den troon gedaan ten behoeve van
Ramirus, zijn oudsten zoon bij Bermuda.
III, bijgenaamd de Groote, geb. 848, volgde als koning der Asturiën zijn vader Ordono I op in 866, na eerst eenen usurpator, graaf Froila, liet veld te hebben doen ruimen; hij bevocht een aantal overwinningen op de Mooren, hechtte het koningrijk Leon en nog eenige andere provinciën aan zijn grondgebied, en had verscheidene binnenlandsche onlusten te onderdrukken. Hij had zelfs het verdriet dat zijne eigene zonen tegen hem in openbaren opstand kwamen. Overwonnen door zijn zoon Garcia,zag hij zich genoodzaakt ten behoeve van dien prins afstand van den troon te doen (910). Twee jaren later stierf hij. Men houdt hem voor den schrijver van eene Kronijk der koningen van Spanje, van Wamba tot op Ordono.
IV, bijgenaamd de Monnik, koning van Leon en Asturie, kleinzoon van den vorige, regeerde slechts drie jaren (924—927) en deed afstand van den troon ten behoeve van zijnen broeder Ramirus, die hem opsloot in een klooster bij Leon, waar hij in 955 stierf.
V, koning van Leon en Castilie (999—1027) trok van de verdeeldheden die onder de Mooren heerschten partij, om hen aan te vallen. Bij het beleg van Viseu, eene stad in Portugal, werd hij (1027) door een pijl, die van den stadswal op hem werd afgeschoten, gedood.
VI, koning van Galicie, Leon en Castilie (1065—1109), zoon van Ferdinand I, die bij zijnen dood zijne staten verdeeld had onder zijne drie zonen. Aan A. werd het koningrijk Leon toegedeeld. In 1068 werd het hem ontweldigd door zijnen broeder Sancho, koning van Castilie; maar toen deze in 1072 vermoord was geworden, kwam A. weder in het bezit van zijn rijk en werd zelfs als koning van Castilie uitgeroepen, nadat hij met eenen eed had bezworen, dat hij onschuldig was aan den gepleegden moord. Hij behaalde groote voordeelen op de Mooren en ontnam hun in 1085 Toledo, dat hij tot zijne hoofdstad verhief; maar vervolgens met hen in bondgenootschap tredende, haalde hij zich groote tegenspoeden op den hals (zie ZELACA en UCLES). Onder zijne regering leefde de Cid, zoomede Hendrik van Bourgondie, aan wien hij Portugal afstond. Hij werd opgevolgd door zijne dochter Urraque.
VII werd koning van Castilie door zijn huwelijk met Urraque (1109); hij regeerde te voren over Aragonié, onder den titel van Alfons I.
VIII, koning van Castilie, Loon en Galicie (1126—1157); was een zoon van Urraque. Hij regeerde eenigen tijd gezamentlijk met zijne moeder; toen hij het bewind alleen in handen kreeg, herstelde hij vele gebreken, door het wanbestuur van zijne moeder aangerigt. Hij ontnam zijnen schoonvader Alfons I van Aragonié verscheidene steden, waarvan deze zich meester had gemaakt, overwon de Mooren,en nam den weidschen titel aan van Keizer der Spaansche rijken. Zijn laatste wapenfeit was eene overwinning, welke hij 1157 te Jaen behaalde op de Mooren, die uit Afrika waren gekomen; in dat zelfde jaar stierf hij. Hij had zijne dochter Constantia uitgehuwelijkt aan Lodewijk VII koning van Frankrijk.
IX, koning van Castilie, bijgenaamd de Edele, beklom den troon 1158, toen hij drie jaren oud was, bij den dood zijn vaders, Sancho III, zoon van Alfons VUL Gedurende zijne minderjarigheid betwistten de familièn Castro en Laza elkander het regentschap, van welke bimienlandsche tweespalt zijne naburen partij trokken, om zich meester te maken van verscheidene gedeelten van zijn grondgebied, die hij hun na zijn meerderjarig-worden echter weder ontnam. Na vele tegenheden ondervonden en (1195) door de Mooren geslagen te zijn bij Alarcos, behaalde hij de overwinning in den beroemden slag bij Tolosa in Sierra Morena (1212). Hij stierf 1214.
(Een andere A. IX, zijn neef,was ll87—1230 koning van Leon, en onderscheidde zich insgelijks tegen de Mooren).
X, de Wijze, bijgenaamd de Astronoom, ook wel de Philosooph, koning van Leon en Castilie, geb. 1221, zoon van Ferdinand III, den Heilige, werd diens opvolger op den troon 1252. Krachtdadig tegen buitenlandsche vijanden optredende, legde hij daarentegen zooveel te minder geestkracht aan den dag hij binnenlandsche beroeringen, die voornamelijk veroorzaakt werden door het slechte beheer der geldmiddelen , alsook door wreedheden, gepleegd uit astrologische bijgeloovigheid,en door familie-twisten.Zijne eigene zonen stonden tegen hem op, en een hunner, Sancho, ontrukte hem de kroon (1282). Hij de Mooren hulp zoekende, stierf hij te Sevilla 4 April 1284. Dat het hem ontbrak aan den juisten practisch-staatkundigen blik verried hij door de vruchtelooze moeiten en opofferingen, die hij zich getroostte (1257) in het ijdele streven, om de duitsche konings-kroon te verwerven, met andere woorden om zich tot roomsch koning te zien verheffen. Hij was echter wel de geleerdste vorst van zijnen tijd. Hij voltooide de uitgave der door zijnen vader begonnene verzameling van wetten Leyos de las partidas; hij was zelf auteur, en liet de eerste spaansche geschiedenis zamenstellen, en den Bijbel in het Spaansch vertalen. Het allermeest hield hij zich bezig met de verbetering van de ptolemesche planeten-tafels. De in 1252 voltooide alfonsinische tafels zijn intusschen op even valsche grondslagen gebouwd als de vroegere.
XI, zoon van Ferdinand iV, koning van Leon en Castilie, volgde 1312 zijnen vader op. Met Alfons IV koning van Portugal tot bondgenoot, versloeg hij de Mooren (1340) in den vermaarden veldslag bij Tarifa in Andaluzië. Hij stierf aan de pest tijdens het beleg van Gibraltar (1350).