keizer van Constantinopel, broeder van Izaac Angelus, kwam tegen dezen in opstand (1195), wierp hem van den troon, en liet hem van het gezigt berooven.Hij werd toteenen schandelijken vrede gedwongen met de Turken en de Bulgaren, en werd weldra zelf van den troon gestooten door zijnen neef Alexius den Jonge, die de hulp had ingeroepen van de Kruisvaarders. Dezen bemagtigden (1203) Constantinopel.
A. Angelus nam de vlugt; hij zwierf verscheidene jaren rond van stad tot stad, en werd eindelijk (1210) gevat in Azië door Theodorus Lascaris, die hem van het gezigt liet berooven en hem opsloot in een klooster, waar hij later stierf.