keizer van Abyssinië. geb. 1815, was eerst stadhouder van Gondar, kwam in opstand tegen den koning van Ambara, en was in 1852 reeds in hel bezit van het middel- en hel zuiderdeel van Abyssinië. In Fehr. 1855 overwon hij Oehié (Ubiè), den koning van Tigré, liet zich toen als vorst van Ethiopië kronen, en nam den titel aan van keizer Theodorus I.
Om aan het Ethiopische rijk weder zijne vroegere grenzen terug te geve», veroverde hij 1856 ook Sjoa. Hij was een wreedaardig man, die zich sterk te buiten ging aan bedwelmende dranken, en in zijne vlagen van dronkenschap geen grooter vermaak kende, dan gevangenen bij houderdlalien te zien vermoorden, en menigmaal zeiïaan zijne slachtoffers den doodsteek te geven. Geruimen tijd hield hij eenige Engeischen gevangen; zijne weigerachtigheid, om die in vrijheid te stellen, lokte eene vermaard gewordene engelsche krijgs-expeditie tegen hem uit, die hem na onnoemelijk veel inspanningen gevaar eindelijk aantastte in zijne sterkte, zijn leger geheel versloeg, waarbij bij zelf sneuvelde (1868).